paulien vervoorn teun van der leer preek preken homiletiek voorganger

‘Mijn eerste preken hield ik totaal onvoorbereid’

In gesprek met Teun van der Leer over homiletiek

Ik vind dat er in evangelische gemeenten vaak slecht wordt gepreekt. Preken is een vak: je moet een goede exegese maken, structuur aanbrengen, contact maken en mensen raken.’ Teun van der Leer was de afgelopen twaalf jaar rector aan het Baptisten Seminarium. Hij blijft lesgeven, onder meer in homiletiek, preekkunde. Komend jaar zal hij zijn promotie-onderzoek afronden en daarna wordt hij voorganger in Cama Parousia Woerden

 

door Joke van der Meij

 

Heb je altijd spreker willen worden?

Ik gaf als jongere al Bijbelstudies op de jeugdgroep, op het gospelkoor waarin ik zong en ook op school voor medeleerlingen. Toen ik zeventien was, hoorde ik een prachtige preek van Luis Palau over Matteüs 9 en ik dacht alleen maar: die preek wil ik ook houden.

Daarna is het snel gegaan. Op mijn achttiende vertrok ik naar Amerika om een evangelist te helpen en daar ging het heel makkelijk. Er werd tegen me gezegd: ‘Doe jij het vanavond maar’. Mijn eerste preken hield ik totaal onvoorbereid. Zo ben ik erin gerold. Daarna ben ik naar de Bijbelschool gegaan en theologie gaan studeren. Daarna ben ik godsdienstleraar en voorganger geworden.

 

Als gezin bezochten jullie de Vergadering van Gelovigen. Hoe heeft dit jou gevormd?

Ik merkte eigenlijk pas tijdens mijn studie theologie hoeveel kennis van de Bijbel ik heb meegekregen tijdens mijn jeugd. Het is normaal bij de Vergadering van Gelovigen dat je veel Bijbelleest en met elkaar Bijbelstudie doet. Mijn vader heeft mij geleerd stille tijd te houden. Het heeft me dichtbij het Woord gebracht en ik heb veel liefde voor Jezus gekregen. Op mijn twaalfde ben ik gedoopt en in de loop van mijn tienerjaren zijn mijn broer, zussen en ik gaan zwerven bij andere gemeenten en los van elkaar bij de Baptistengemeente uitgekomen.

 

Je vader was een havenevangelist, hoe heeft dit jou beïnvloed?

Mijn vader deelde traktaatjes uit, sprak mensen aan en ging met een geluidswagen rond. Gelegen of ongelegen, ze moesten naar hem luisteren. Dit was voor ons als kinderen niet altijd even plezierig, soms zelfs tenenkrommend.

Als havenevangelist ging dat beter, omdat hij eerst toestemming moest vragen aan de havenmeester en daarna ook aan de kapitein van het schip, voordat hij aan boord mocht.

Die passie en die drive voor het evangelie herken ik wel, alleen vond ik de vorm en de aanpak van mijn vader niet altijd even geschikt. Het heeft me gevoelig gemaakt voor de context en hoe ik het evangelie overbreng. Ik probeer me in te leven in mijn luisteraar. Je kunt nog zo’n mooie boodschap hebben, maar als deze niet bij de mensen aankomt, heeft je boodschap geen doel gediend. Dan is het een schot hagel, waarbij je maar hoopt dat je boodschap overkomt. Maar je moet zorgen dat je preek doel treft.

 

Je preekt met veel enthousiasme. Waar komt dat vandaan?

Dat is denk ik voor een deel karakter. Ik vertel altijd met veel passie, ook als het over andere dingen gaat, al kan ik dan soms nog kiezen wel of niet enthousiast te zijn. Maar bij het evangelie kan ik dat niet. Als ik eenmaal bezig ben, dan doe ik dat vol vuur. Ik snap ook echt niet hoe je saai kunt preken. Ik ben gegrepen door het evangelie en dan komt het enthousiasme vanzelf.

 

Hoe verplaats je je in je luisteraar?

De betrokkenheid op de hoorder ontstaat onder andere in het pastoraat, in je ontmoeting met mensen. De vragen die mensen stellen, dat wat ze meemaken, krijgt gaandeweg een plek in je prediking. Het pastoraat maakt me milder. Ik kan vanuit mezelf behoorlijk normatief zijn. En het maakt me ook meer betrokken bij het echte leven.

 

Is dat niet meteen een valkuil, dat je te veel rekening gaat houden met je gemeenteleden?

Die balans moet je wel in de gaten houden ja. Ik houd van de uitspraak van Miskotte: ‘Wij kunnen niet tot het Woord komen, we moeten ervan uitgaan’. Ik begin bij wat ik gelezen heb in de Bijbel en daar moet ik trouw aan zijn en dat kan troosten en dat kan storen. En beide aspecten mogen aan bod komen. Als mensen na afloop altijd maar zeggen ‘het heeft me weer zo aangesproken’, doe ik iets niet goed, want het Woord spreekt ons ook tegen.

 

Vind je het belangrijk dat sprekers worden getraind om vanuit het Woord te preken?

Ja, heel belangrijk. In veel evangelische gemeenten mag iedereen op een sprekerslijst gezet worden en daar is geen controle op. En ik vind eerlijk gezegd dat er vaak slecht gepreekt wordt. Zowel wat betreft de inhoud als de vorm. Er wordt te weinig echt vanuit de Schrift gepreekt, waardoor er weinig diepgang is. Ook de manier waarop het gebracht wordt, kan beter: ik zie vaak te weinig structuur. Ik mis het appellerende en de spreker komt niet dicht bij de hoorder.

Het is een vak dat je moet leren: je moet een goede exegese maken, structuur aanbrengen in je preek, contact maken met je hoorders en mensen raken.

 

Is het alleen maar een kwestie van een vak leren of moet je ook talent hebben voor spreken?

Het is fijn als je ook talent hebt, maar tegelijkertijd kan dat je ook een beetje lui maken. In die valkuil ben ik zelf ook weleens gestapt. Dan vertrouwde ik te veel op mijn natuurlijke gave. Ik werd dan te makkelijk met mijn voorbereidingen. Vroeger op school bereidde ik een spreekbeurt ook nooit voor. Ik stapte gewoon naar voren, verzon iets en kreeg een 8. Zo kun je ook preken, maar dat houd je niet lang vol.

Tegelijkertijd zie ik mensen die van nature geen begaafde sprekers zijn, maar door veel training en inzet toch goede sprekers zijn.

 

Welke preekstructuur gebruik je zelf graag?

Ik houd wel van de drieslag:

  1. what (waar gaat het over?),
  2. so what (hoezo is dat relevant?)
  3. now what (en wat kan ik ermee?).

En ik benoem in een preek ook graag de weerstand die een Bijbelverhaal oproept, krabben waar het jeukt.

Ik laat graag de vraagtekens staan in een verhaal. Het boek Jona eindigt bijvoorbeeld met een vraagteken. Het verhaal is uit, maar hoe loopt het af? Die vraag stelt God ook aan ons. Ik laat de mensen dan een beetje oncomfortabel naar huis gaan, ik ga die vraag niet netjes voor hen beantwoorden.

 

Je preekt los van papier. Hoe doe je dat?

Ik heb op papier alleen de overgangen in mijn preek staan. Als ik daar een blik op werp, weet ik waar ik ben in de preek en wat het volgende gedeelte is. Ik schrijf mijn preek bewust niet helemaal uit, want ik wil zoveel mogelijk oogcontact hebben en ik wil spreektaal gebruiken, geen schrijftaal. Ik vind het ook eigenlijk niet meer kunnen om een preek voor te lezen – dan verlies je het contact met de hoorder. Je kunt de preek dan net zo goed mailen.

 

Waar is de Heilige Geest in dit alles?

Die is overal bij betrokken. Hij zit in je voorbereidingen, in jezelf, maar Hij is er ook op zondagochtend. Er gebeurt iets van Godswege op het moment dat je preekt. Daar kun je je vinger niet op leggen. Dat is het geheim van de Heilige Geest, voor wie je open moet staan. Ik ben in mijn gebed vooraf, en ook tijdens de preek, gefocust op Gods Geest. Niet om ineens een heel andere boodschap te gaan brengen, maar wel om bijvoorbeeld een stilte in te lassen in de preek of om een uitnodiging te doen. De Heilige Geest blaast leven in de preek, in het hart van de hoorder en ook in dat van mij. Door wekelijks onder de verkondiging te zitten kunnen we groeien.

 

Je preekt met heel je lichaam, je maakt veel gebaren en gebruikt het hele podium. Doe je dat bewust?

Het gaat vanzelf. Wat ik bewust probeer, is om het juist wat te beperken en af en toe ook even stil te staan. Maar ik heb het niet helemaal in de hand, zeker niet als ik vol vuur ben. Ik merk wel dat ik het inzet door letterlijk wat dichterbij te komen of door wat afstand te nemen. Ik kijk mezelf weleens terug om daarin te groeien. Ik denk dat dit beter kan, dat ik hierin kan leren.

 

Je noemt hier een punt van groei. Ontwikkel je je verder nog in het spreken?

Ik ben lid van een kring waarin we elkaars preken bespreken. Een keer per jaar ben ik zelf aan de beurt en wordt mijn laatste preek besproken. Ik vind dat echt heel leerzaam. Ik vind het ook leuk om samen met anderen een preek voor te bereiden.

Op het gebied van exegese en het schrijven van een preek denk ik dat ik het ambacht wel geleerd heb. Maar ik merk wel dat ik veel tijd moet steken in het leren verstaan van deze tijd. Bijbels analfabetisme vraagt ook om een andere manier van preken. Ik kan er minder vanzelfsprekend van uitgaan dat mensen kennis hebben van de Bijbel. Om de tijd te verstaan probeer ik via social media en tijdschriften te ontdekken wat leeft onder mensen. Ik vrees dat het ook tijd wordt dat ik een abonnement op Netflix neem.

Er is een innerlijke secularisatie gaande onder christenen. We zijn allemaal doordrenkt van de tijd waarin we leven. De gevoelscultuur en het autonome denken: ik beslis, ik bepaal. Het is een taak van een spreker ons ervan bewust te maken dat dit invloed heeft op onze spiritualiteit.

 

 

Joke van der Meij volgde de training Een preek die staat als een huis. Ze maakte een lezing over de Goede Herder. Daarna werd ze veel gevraagd hierover te spreken voor vrouwen-, ouderen- en jeugdgroepen. Inmiddels volgt ze de Sprekersroute aan het Baptisten Seminarium. Meer info over Joke? Zie JokevanderMeij.nl.

 

 

mm
Paulien Vervoorn
paulien@geloofwaardigspreken.nl

Spreker, trainer en auteur. Geeft (s)preektrainingen aan sprekers, voorgangers en predikanten die met nog meer impact willen spreken.

2 Comments
  • L.I. Yorks-Reigman
    Beantwoorden

    Heldere uitleg. Prettig te lezen.
    Ik zou graag meer willen leren over dit onderwerp.
    Ik geloof dat preken levend en dynamisch moeten zijn.
    Je moet altijd afgestemd zijn op het niveau van je gehoor.
    Het hoeft niet perse een preek te heten of in een kerk plaats te vinden.
    Het gaat om de boodschap.

    juni 3, 2022 at 10:14 am

Plaats een reactie