denkpatronen denkwijzen gedachtepatronen

Vier manieren van denken die je preekvaardigheid kunnen ruïneren

De Amerikaanse autofabrikant Henry Ford zei eens: “Of je nu denkt dat je iets kunt, of dat je denkt dat je iets níet kunt, je hebt sowieso gelijk.” Hij verwoordde hiermee een waarheid als een koe: de manier waarop we over onszelf denken, is van invloed op de gevolgen die we in ons leven zien. Dit geldt zeer zeker voor hoe we denken over onze preekvaardigheid.

 

Met toestemming overgenomen van Lane Sebring

Vertaald door Henk van ter Meij

 

Ik wil vier veelvoorkomende manieren van denken, die ik de preekvaardigheid van mensen heb zien ruïneren, met je delen. Wat is een denkwijze over preekvaardigheid? Eenvoudig gezegd is het wat we onszelf over onze eigen preekvaardigheid wijsmaken. En dat strekt verder dan je misschien denkt.

Ik spreek voornamelijk uit eigen ervaring, want ook ik heb mezelf een aantal dingen wijsgemaakt. En je zult jezelf waarschijnlijk ook een aantal maal herkennen. Dit zijn die manieren van denken die elke spreker zal moeten overwinnen.

 

DENKWIJZE 1: Ik hoef mezelf niet te verbeteren; over preken weet ik alles al.

Deze manier van denken is bijzonder verwoestend, omdat de spreker die dit zegt, veelal een hele vracht blinde vlekken met betrekking tot zijn preekvaardigheid en leiderschap heeft. Hij denkt dat hij zijn zaakjes prima voor elkaar heeft en dat er niets te verbeteren valt. Maar in de meeste gevallen is juist het tegendeel waar.

 

Als jij jezelf hierin herkent, komt dat misschien, doordat je écht denkt dat je over preken alles al weet. Je hebt elk boek gelezen, je bent op elke cursus geweest, je kent elke tip en alle handigheidjes. Zeker, je hebt veel tot je genomen, maar echt niet alles. Het betekent ook niet, dat alles bij je is binnengekomen en je ten positieve heeft veranderd.

 

Preken is een inspanning die alleen dan vruchten afwerpt, als je hongerig naar meer blijft. Die honger mag je niet kwijtraken, als je jezelf wilt verbeteren en als je je vaardigheden wilt blijven ontwikkelen.

 

DENKWIJZE 2: Ik hoef me niet voor te bereiden; ik ben een natuurtalent.

Een van de meest schaamteloze houdingen die ik bij sprekers zie, is de gedachte dat ze de zondagse preek wel zonder voorbereiding kunnen houden. Dat klinkt als: “Ik ben beter als ik improviseer, dus voorbereiden is voor mij niet nodig.” Of: “Ik ken sprekers die tijd en energie in de voorbereiding steken, maar ik ga gewoon het podium op en dan loopt het op rolletjes.” Soms wordt het vergeestelijkt. “Ik hoef niet echt te studeren, omdat de Heilige Geest me op het juiste moment leiding geeft.”

 

Jammer genoeg komen deze opmerkingen vaak voort uit arrogantie en luiheid. Ik wil niet al te hard klinken, maar het is echt arrogant als een voorganger denkt dat hij de enige is die in een handomdraai een krachtige, levensveranderende preek uit de lucht kan plukken. Wat hij in plaats daarvan uit de lucht grist, is een preek zonder duidelijke kern die chaotisch overkomt. Luisteraars horen dit en haken af, omdat ze zich realiseren dat ze hun tijd verknoeien. De spreker bereidde zich niet voor en toonde daarmee onvoldoende respect voor de tijd die zij vrijmaken door om naar hem te luisteren.

 

Er is sprake van luiheid, als de voorganger er gewoon niet het noodzakelijke werk in wíl stoppen om iets voor te bereiden, waarvan een in toenemende mate ongeïnteresseerd, verveeld en niet-betrokken gehoor het waard vindt om aandacht aan te besteden. Dit is ook een enorme blinde vlek, want degenen die dit vaker doen, begrijpen niet dat het een heel groot risico is om een nietszeggende presentatie te geven.

 

Elke preek is een nieuwe gelegenheid om iets krachtigs neer te zetten. Maar om dit te bereiken kun je voorbereiding absoluut niet afdoen als te min voor jou, of als een verspilling van tijd en energie.

 

DENKWIJZE 3: Ik ben een verschrikkelijke spreker; deze mensen verdienen beter.

Een andere denkwijze die, op een andere manier, schade aan je preek kan aanrichten, is de gedachte, dat je als spreker echt vreselijk bent. Het probleem van deze manier van denken is, dat het de neiging heeft een cirkelredenering te worden. Ik heb dat met basketbal. Ik vind dat ik heel slecht kan basketballen, dus telkens wanneer ik in het veld sta, voel ik me verschrikkelijk. Ik speel zo slecht, omdat ik de hele tijd denk: ‘Ik ben hier zo slecht in, gênant gewoon, ze lijken wel gek dat ze mij in hun team hebben gekozen.’ Als dit mijn denkwijze is, is de kans vrijwel nul dat ik goed speel. Maar de keren waarop ik denk ‘’t Komt wel goed. Ik ga m’n best doen en ik ga niet lopen stressen’, speel ik veel beter.

 

Dat geldt ook voor preken. We kunnen allemaal beter gaan preken en dat moeten we ook doen. Maar wanneer je ’s zondags opstaat, moet je denken: ‘Ik ga er helemaal voor en ik laat God doen, wat alleen Hij kan doen.’ Deze denkwijze resulteert in zelfvertrouwen, of liever: in Godsvertrouwen. Vertrouwen in wat God kan doen in en door jou.

 

DENKWIJZE 4: God kan me op deze manier niet gebruiken. Ik heb de kwaliteiten niet.

Elke voorganger heeft zich weleens zo gevoeld. En sommigen voelen zich altijd zo. Dat pijnlijke gevoel niet goed genoeg te zijn leeft bij veel sprekers. Het neemt verschillende gedaanten aan, maar voorgangers voelen vaak een zekere druk om zich geestelijker voor te doen dan ze in werkelijkheid zijn. Maar als ze zich inderdaad geestelijker gaan voordoen dan ze zijn, leidt dit tot schuldgevoel en ook het gevoel een bedrieger te zijn. Het bedriegerssyndroom, het gevoel dat je niet aan de verwachtingen kunt voldoen die bij jouw rol als voorganger horen, komt bij sprekers heel vaak voor.

 

Deze denkwijze wordt aangedikt in bepaalde geloofsgemeenschappen, misschien ook wel in jouw gemeente. Voorgangers in een meer behoudende traditie kunnen het gevoel hebben dat ze zelf niet kunnen voldoen aan de hoge eisen die ze aan anderen stellen.

Voorgangers in een meer charismatische of evangelische traditie hebben wellicht het gevoel, dat ze de gaven en het rotsvaste geloof missen, waartoe ze anderen oproepen.

Voorgangers in de gereformeerde traditie kunnen een gevoel van intellectuele ontoereikendheid hebben, omdat er van hen verwacht wordt dat zij theologisch sterk staan en hun theologische kennis kunnen toepassen.

 

Hoe het ook zij, elke spreker binnen elke traditie loopt de kans zichzelf niet goed genoeg te vinden. Dit lijkt nederig en soms zelfs geestelijk. Voor sommigen kan het zelfs de wat-een-wormpje-ben-ik-tochdenkwijze worden, een heilige manier van jezelf wegschrijven.

 

Het gevaar van deze denkwijze is dat ze Gods macht en de nadruk op Hem bij Hem weghaalt en bij onszelf legt, zodat wij zelf bepalen wat doeltreffend is en wat niet. We denken namelijk dat God niet staat is onze preken voor zijn doel en tot zijn eer te gebruiken. Je kunt én zult er nooit achter komen welke kracht jouw preekvaardigheid heeft, als je jouw denken blijft volproppen met destructieve ideeën over je eigen manier van preken.

 

Welke andere denkwijzen heb je zelf ervaren, of gezien bij andere sprekers?

 

Tip: Lees ook hoofdstuk 1 (Weet wie je bent) en hoofdstuk 2 (Weet waarom je spreekt) in mijn boek Geloofwaardig spreken
 

Bron foto: Mark Plötz from Pexels.

 

mm
Paulien Vervoorn
paulien@geloofwaardigspreken.nl

Spreker, trainer en auteur. Geeft (s)preektrainingen aan sprekers, voorgangers en predikanten die met nog meer impact willen spreken.

Nog geen reacties

Plaats een reactie