paulien vervoorn hond

[Column] Preken op een hondenveldje

‘Toevallig tijd en zin om vanavond een rondje te lopen?’ app ik Jacoline. Een uur later sta ik bij haar op de stoep. Haar hondje Luna gaat mee.

 

Op het hondenveldje kan Luna haar energie kwijt. Twee andere baasjes maken meteen contact en wijzen naar hun jonge herder. ‘Moet je hem eens zien rennen. Hij zal straks wel lekker slapen.’ Ze stralen van oor tot oor terwijl ze over hun hond praten. Ik ben altijd weer verbaasd hoe makkelijk en enthousiast hondenbezitters delen hoe belangrijk hun hond voor hen is.

Als de herder tegen me opspringt, mis ik de reflex om te aaien. Ik draai me juist om, zodat ik geen pootafdrukken op mijn jas krijg. ‘Ze heeft niet zoveel met honden’, excuseert Jacoline mij.

 

Ik had inderdaad niet zoveel met honden. Toen ik een jaar of zes was, gaven mijn ouders gehoor aan de jarenlange wens van mijn broers. Met zijn zessen gingen we een pup ophalen. Mijn drie broers waren enthousiast, maar ik verborg me achter mijn moeders rug. ‘Als het niet gaat met Paulien, mogen jullie Ansja terugbrengen, hoor’, boden de fokkers aan.

De eerste dagen kroop ik in mijn speelgoedkastje, zodat ik de deurtjes kon gebruiken om me te beschermen. Het kwam gelukkig snel goed. Ik heb wat afgesjouwd met het beest. Mijn eerste spreekbeurt hield ik over het ras van onze hond: de vizsla, Hongaarse staander. Door haar was ik niet bang als ik alleen thuis was, ze bracht een hoop gezelligheid mee en zette me in beweging om naar buiten te gaan. Ik vond het verschrikkelijk toen ze uiteindelijk doodging.

 

Ik heb gewoon niet zoveel met de hond van een ánder. Behalve dan met de hond van mijn oudste broer, ook een vizsla. Zij is de enige hond ter wereld die me in mijn gezicht mag likken.

 

Deze week betrapte ik me erop dat ik googlede op de aanschaf van een vizsla. Ik zie de onthutste gezichten al voor me als ik aan de mensen om me heen zou vertellen dat ik een hond wil. Zodra ik er iets langer over nadenk, vind ik het zelf ook niet zo’n goed idee. Want wie zorgt voor haar als ik de hele dag een training geef? En neem ik haar mee naar de kerk als ik ga (s)preken?! Ik zie het nog niet voor me.

 

Voorlopig blijf ik dus met de hond van mijn broer knuffelen. Dan maar geen eigen hond. En dat vind ik om meerdere redenen jammer. Ik houd ervan om praatjes aan te knopen en een luisterend oor te zijn. Volgens mij biedt zo’n hond missionaire mogelijkheden die ik nu misloop. Ik zou willen aftasten wat de ander met geloof heeft. Of hij iets heeft met de Heer, míjn Herder. Ik zou trots willen vertellen dat ik dankzij Hem niet bang hoef te zijn als ik alleen ben. Dat Hij naast me loopt en me in beweging zet.

 

Op een hondenveldje wil ik niet preken. Dat doe ik wel op de preekstoel. Hier wil ik getuigen en laten merken dat ik het ook nog snap als je niet zoveel hebt met mijn Heer. Maar wel graag met de vrijmoedigheid en het enthousiasme van een hondenbaasje.

 

Deze blog verscheen op 10 oktober 2020 als column in het Nederlands Dagblad

mm
Paulien Vervoorn
paulien@geloofwaardigspreken.nl

Spreker, trainer en auteur. Geeft (s)preektrainingen aan sprekers, voorgangers en predikanten die met nog meer impact willen spreken.

Nog geen reacties

Plaats een reactie