walibi paulien vervoorn nederlands dagblad spreekangst

[Column] Een preekje in Walibi

Als een van mijn neefjes of nichtjes naar de brugklas gaat, plan ik in de zomervakantie een verrassingsuitje. Deze zomer is Nina aan de beurt. Zodra ze via een ja-neespelletje in de auto ontdekt dat we naar Walibi gaan, begint ze te gillen.

 

In Walibi bouwen we de spanning op. We starten met de zweefmolen en kiezen nog een paar attracties uit de categorie fun. Wanneer ik een beetje ben bijgekomen, kiezen we een attractie met het label exciting. Nu wordt het tijd voor sensational. Weloverwogen kiezen we een achtbaan uit. Je wordt achterstevoren naar een hoogte van 35,5 meter getakeld en roetsjt met een topsnelheid van 75,6 kilometer per uur over de 285 meter lange baan, lezen we. In de rij kijken we elkaar steeds aan, en ik vraag me een paar keer af: wil ik dit echt? Ik moet denken aan mijn vorige dagje Walibi, waarbij ik de ochtend erna misselijk wakker werd en alsnog moest overgeven. Maar dat vertel ik Nina maar niet. Juist als ik me mentaal voldoende heb voorbereid, is er een technische storing. Nina baalt, maar gelukkig hoeven we voor de volgende attractie niet opnieuw in de rij. Als we bijna aan de beurt zijn, vraagt Nina zich af of ze wel echt wil.

En dan zeg ik: ‘Je moet het alleen doen, als je het echt wilt natuurlijk, maar ik ben bang dat je spijt krijgt als je het toch niet hebt gedaan. Ik vind het ook spannend, maar ik denk dat het achteraf voelt als een overwinning.’

Ik stel voor dat we eerst nog eens kijken naar de mimiek van haar leeftijdsgenoten als ze eruit komen. We vragen aan meerdere mensen of het te doen was. Een consistent ja. Nina besluit ervoor te gaan. We gaan zitten en krijgen een klem om, waarmee we veilig over de kop kunnen. Twee medewerkers controleren of we goed vast zitten. ‘Meneeeeeeerrrr, kan het écht?’ roept Nina nog. Alsof hij nu nee zou zeggen.

De eerste meters klimmen we langzaam omhoog. Ik vraag of ze het ziet zitten. Ze antwoordt met een ingetogen knikje. ‘Zal ik je hand vasthouden?’ vraag ik. Meteen voel ik haar hand in de mijne. ‘Ik vind je een held!’ ‘Niks meer zeggen nu …’

Met een snelheid van 92 kilometer per uur gaan we vijf keer ondersteboven en beleven we veertien airtimemomenten, zo lees ik later. Op het moment zelf heb ik geen idee wat me overkomt. Ik gil, lach en vind het echt waanzinnig. Als het erop zit, kijk ik in een gelukzalig gezicht van Nina. ‘Het was echt heel cool.’

Na afloop kan ik het niet laten om woorden te geven aan deze ervaring. Ik zou er zo een preek over kunnen houden, over het overwinnen van je angsten. Ik benoem dat heel leuke dingen heel spannend kunnen zijn, en dat het bijna altijd meevalt. Ik geef als voorbeeld dat ik tijdens mijn preekvoorbereiding me nog steeds kan afvragen of ik het wel echt wil. En dat ik het na afloop bijna altijd ‘cool’ vind dat ik het heb gedaan. Ik vertel dat in de achtbaan de woorden van Psalm 23 oppopten die we ’s morgens hadden gelezen: ‘U bent bij mij’. Dat dát telt op spannende momenten in het leven. Ze snapt het. Tegen deze attractie kan geen preek op.

 

Deze blog verscheen als column in het Nederlands Dagblad op zaterdag 7 augustus 2021.

 

Bron foto: Walibi.

Tags:
mm
Paulien Vervoorn
paulien@geloofwaardigspreken.nl

Spreker, trainer en auteur. Geeft (s)preektrainingen aan sprekers, voorgangers en predikanten die met nog meer impact willen spreken.

Nog geen reacties

Plaats een reactie